In de 4 grote steden (G4) worden jaarlijks gemiddeld 70 overleden personen gevonden in een woning, die tenminste twee weken onopgemerkt zijn gebleven. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn de cijfers ongeveer gelijk. Alleen Utrecht telt er minder. Gecorrigeerd voor verschillen in leeftijd en geslacht, en beperkt tot de alleenwonenden, komt het in de drie grootste steden bijna twee keer vaker voor dan in Utrecht.

Eerder onderzoek

Uit eerder onderzoek in 2013 van de GGD Amsterdam bleek al dat onopgemerkte doden vaker voorkomen in Amsterdam dan in de randgemeenten. Dit bleek deels verklaarbaar door het hogere aantal alleenwonenden in de grote stad. Daarnaast werd de hogere mate van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg-problematiek (OGGZ) in Amsterdam en verschillen in bouwstijl tussen Amsterdam en de randgemeenten als verklaring aangedragen. Daaruit volgde de vraag of de situatie in Amsterdam vergelijkbaar is met de situatie in andere grote steden.

Dit blijkt nu inderdaad het geval voor de gemeenten Den Haag en Rotterdam. Mogelijk is het lagere aantal in Utrecht gerelateerd aan de mindere mate van eenzaamheid en hogere mate van participatie in deze stad. Daarnaast zou ook het type woningen een rol kunnen spelen; het percentage eengezinswoningen is in Utrecht hoger dan in de andere steden.

Risicogroep

De grootste risicogroep zijn alleenwonende mannen. Zij kampen vaker met problematisch alcohol- en drugsgebruik en vervuiling. Ook suïcides komen in Nederland tweemaal vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Opvallend is dat het relatief weinig voorkomt bij de alleroudste groep. Van de overleden alleenwonenden die jonger zijn dan 70 jaar blijft 3% tenminste 2 weken in de woning liggen, terwijl dit bij de ouderen voor 0,5% geldt. Kennelijk heeft deze oudste groep vaker een functionerend formeel of informeel zorgnetwerk.

Bij ongeveer de helft is er sprake van omstandigheden die duiden op (langdurige) psychiatrische- of verslavingsproblemen of vervuiling. Vaak is dit in combinatie met een, al dan niet zelfverkozen, sociaal isolement. Het lijkt een fenomeen dat in zekere mate inherent is aan het leven in de grote stad. Toch kunnen deze sterfgevallen ook worden beschouwd als een signaal voor burgers en professionals om op elkaar te letten. Bijvoorbeeld door de buren, nog bij leven, te ondersteunen of om een melding te maken van de zorgen bij een sociaal meldpunt of het meldpunt zorg en overlast.